tonijn
tonijn (Niederländisch)
Substantiv, m
| m | Singular | Plural |
|---|---|---|
| Wortform | de tonijn | de tonijnen |
| Diminutiv | het tonijntje | de tonijntjes |
Worttrennung:
- to·nijn, Plural: to·nijn·en
Aussprache:
- IPA: [toˈnɛi̯n]
- Hörbeispiele: tonijn (Info), Plural: tonijnen (Info)
Bedeutungen:
Oberbegriffe:
- [1] vis
Unterbegriffe:
- [1] witte tonijn, geelvintonijn, zwartvintonijn, blauwvintonijn, grootoogtonijn, gestreepte tonijn, hondstonijn
Beispiele:
- [1]
- [2] Ik hou niet van tonijn.
- Ich mag Thunfisch nicht.
Übersetzungen
Referenzen und weiterführende Informationen: